Vorige week in De Standaard: mijn recensie over een bijzonder boek uit Georgië, Weg uit de USSR. Ik maakte er ook een kort interview bij, waarvoor ik de schrijver Dato Turashvili per telefoon sprak – tot de verbinding werd verbroken vanwege een opkomende storm… Ter achtergrondinformatie: De Rozenrevolutie vond plaats in november 2003. President Edoeard Sjevardnadze was net herkozen, maar de OVSE constateerde onregelmatigheden bij de verkiezingen. Er ontstonden massale protesten in de hoofdstad Tbilisi; oppositieleider Micheil Saakasjvili riep de revolutie uit en bestormde het parlement. Uiteindelijk werd Saakasjvili de nieuwe president van het democratische Georgië.
De roman van Turashvili gaat over een kaping door opstandige jongeren begin jaren ’80.
Hierbij het interview:
‘Zelfs mijn vrouw wist het niet’
Vijf vragen aan Dato Turashvili
Door Maria Vlaar
Nog voor de Rozenrevolutie en voordat u Weg uit de USSR schreef, bewerkte u het verhaal van de vliegtuigkaping tot een theaterstuk. Sjevardnadze was toen nog president. Leverde u dat veel problemen op?
Bang ben ik niet geweest, maar we hebben wel tot het allerlaatste moment geheimgehouden dat ik hierover schreef. Zelfs mijn vrouw wist het niet! We hebben lang moeten zoeken tot een theater het aandurfde het stuk op de planken te brengen. Vanuit het raam in zijn kantoor kon president Sjevardnadze, onder wiens leiding ook de kapers gedood zijn, de poster van onze theatervoorstelling zien hangen.
Heeft u met uw roman een taboe in de Georgische geschiedenis willen doorbreken?
Na de Rozenrevolutie wilde iedereen eindelijk weleens antwoorden op vragen die nooit gesteld werden. De afloop van de kaping bleek een trauma voor de hele bevolking te zijn. De roman werd dan ook de nummer 1 bestseller van Georgië.
Maar wij hebben hier nog steeds last van de Sovjet-mentaliteit. Er is heel veel veranderd in de afgelopen jaren na de onafhankelijkheid, maar het veranderen van de mentaliteit is nog het moeilijkste. De invloed van het Sovjetregime is zo hardnekkig! Stapje voor stapje maken we ons los.
Waarom heeft u een roman en geen non-fictie boek over de kapers geschreven?
Ik heb vele gesprekken gevoerd met de families en vrienden van de omgekomen jongeren. Hun verhaal wilde ik vertellen, hun persoonlijke verhaal. Niemand, ook ik niet, wist meer dan de officiële versie van de overheid, maar er was veel twijfel aan die officiële versie.
Het is moeilijk om de feiten allemaal boven water te krijgen. Wat er werkelijk gebeurd is zal altijd een raadsel blijven.
De orthodoxe kerk speelt een sleutelrol in het boek. Is dat in werkelijkheid ook zo?
In de Sovjet-tijd was de kerk verboden; tegelijk hadden veel mensen behoefte om met iemand te praten, die hulp kon bieden over levensvragen. Monniken hadden geheimhoudingsplicht. De biecht was een manier om toch ergens je hart te kunnen luchten.
U was een van de leiders van het studentenprotest rondom het David Garedzja-klooster, in 1989. Waar ging dat over?
Er waren heftige militaire beschietingen van het klooster, waarbij er kans was dat de oude middeleeuwse fresco’s vernietigd werden. Onze beweging tegen het Sovjetregime startte bij dat klooster, omdat het een duidelijke manier was om de mensen het ware gezicht van de Sovjets te laten zien.
Het is nu gemakkelijk praten over vrijheid, mensenrechten en democratie, maar onder de Sovjets was dat erg moeilijk. Daarom was het goed te protesteren tegen iets dat iedereen met eigen ogen kon zien: de bedreiging van eeuwenoud Georgisch erfgoed. Pas na deze demonstraties begonnen we te praten over Europa en over onafhankelijkheid.
Nu ben ik nog steeds actief in het burgerverzet. Op 17 mei demonstreerde een groepje homorechten-activisten in Tbilisi. De orthodoxe kerk organiseerde een tegendemonstratie. Een aantal demonstranten doorbrak het politiecordon en viel de homo-activisten aan. In mijn wekelijkse televisieprogramma op vrijdag protesteerde ik tegen het gewelddadige verloop van dag. Zo blijf ik zaken aan de kaak stellen.