Joost Zwagerman. Het is gezien.

Column in De Standaard, 11 september 2015

Column in De Standaard, 11 september 2015

Column in De Standaard, 11 september 2015

Gedrevenheid

Ik zie hem zo zitten, in café Het Paleis achter de Dam in Amsterdam, vlakbij de faculteit. Twintig, het haar getoupeerd zoals toen mode was. Begin jaren tachtig studeerden wij beiden Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij ging de wereld veroveren; dat wist hij toen al. Druk orerend, gebarend. Vol stelligheid over hoe de wereld eruit zou moeten zien, en vooral: hoe hij de literatuur volledig ging veranderen. Als hij maar gezien en gehoord werd!
Had je me toen verteld dat hij dertig jaar later een liefhebber van Bach zou zijn, dan had ik je niet geloofd. Bach? Die ouwe hap? Maar ik had het ook niet geloofd als je me verteld zou hebben dat ik nu zelf Schumann zou luisteren, op deze dag dat we allemaal naar adem moeten happen omdat Joost Zwagerman zelfmoord heeft gepleegd.
Wat hij toen in het café beweerde, gebeurde: hij brak door met zijn debuutroman De houdgreep. Voor het eerst bleek het te combineren: de ruwe subscène van de punk en een tentoonstelling van Francis Bacon in de Tate. Kunst, muziek en liefde: daar draaide het om in het leven. En dat ging Zwagerman ons allen inpeperen, soms schreeuwend van de daken, soms fluisterend. Zwagerman werd een romanschrijver en dichter van belang, maar ook een groot pleitbezorger van literatuur en kunst, en een geweldige kijker en lezer, en hij deed alles met aanstekelijke energie.
Zijn stukken in de krant over beeldende kunst en boeken dropen ervan: enthousiasme. Hij was geen afkraker, hoewel hij in de jaren tachtig en negentig nog behoorlijk fel kon uithalen. Met de ‘Maximalen’, het groepje dichters dat met terugwerkende kracht postmodern heet, en waarvan Zwagerman de ongekroonde koning was, gooide hij ooit een emmer vis uit over Volkskrantrecensent Michaël Zeeman, die de maximale poëzie ‘een tobbe vol rotte vis’ had genoemd. Ja, dan vraag je erom, vonden we in die jaren. Intussen is ook de erudiete Zeeman dood; hij werd gevloerd door een hersentumor, 50 jaar oud. En ook Zwagermans vrienden, leeftijdgenoten die groot werden in de literatuur en journalistiek, werden nauwelijks ouder: Martin Bril stierf zes jaar geleden aan kanker, en afgelopen zomer koos de immer depressieve Rogi Wieg, 52 jaar oud, er zelf voor te sterven.
Zelfmoord. Hoe dat kan, bij iemand die zo vol schrijflust, enthousiasme en onstuitbare gedrevenheid zit, zo talentvol is en zoveel succes heeft?
Dat is het geheim van de depressie, het beest dat in een donker hol wacht op je thuiskomst. En misschien komt er een moment dat je je zo verlaten voelt door de dood van je bentgenoten en je vijanden, dat je de kracht niet meer hebt te geloven in wat je doet.
En toch is dat waaraan ik denk als ik Joost Zwagerman op mijn netvlies zie: een jongen met getoupeerd haar die intens gelooft in wat hij doet, en dat doet met de volle overtuiging van de gedrevenheid. ‘Het is gezien. Het is niet onopgemerkt gebleven,’ om Gerard Reve’s slotzinnen van De avonden te citeren. ‘Hij strekte zich uit en viel in een diepe slaap.’

Maria Vlaar

Advertentie
Dit bericht werd geplaatst in Nieuws. Bookmark de permalink .