Is dit wat we delen?
In de U-bahn zitten twee meisjes van rond de twintig die literatuurwetenschappen studeren. ‘Snap jij iets van die Frankfurter Schule?’ zegt de een. ‘Waarom heeft onze prof het nooit over hedendaagse Chinese literatuur?’ vraagt de ander. Ik zit in de metro in Frankfurt, waar ieder jaar in oktober de Buchmesse de stad overneemt. In alle restaurants, hotels en taxi’s zit een ‘Buchmesser’. En dit jaar is speciaal, omdat Vlaanderen en Nederland gastland zijn.
Dinsdag werd de Buchmesse officieel geopend. Er waren de gebruikelijke toespraken, maar die van Martin Schulz, voorzitter van het Europees parlement, steeg erbovenuit. Hij is een kind van doodgewone ouders, benadrukte hij, en school-dropout; door boeken te lezen ontwikkelde hij zichzelf. Na een jaar werkloosheid werd hij van arremoede boekhandelaar. ‘Literatuur heeft mijn leven gered’, zei hij. In een vlammend betoog stelde hij dat literatuur van levensbelang is voor de politieke en sociale samenhang van Europa, en duidde daarbij ook op de vluchtelingencrisis. Met instemming noemde hij Asli Erdogan, de Turkse schrijfster die in augustus in de gevangenis werd gegooid. Asli Erdogan had de pech te schrijven voor een krant die de Turkse regering liever niet meer wil zien verschijnen.
Ook de directeur van de Duitse boekhandelsbond Riethmüller citeerde haar: ‘Het is de literatuur altijd gelukt dictaturen te overwinnen’. Wauw. Zou het? De Vlaams-Nederlandse slogan ‘Dit is wat wij delen’ ging een eigen leven leiden; ineens ging ‘delen’ ook over wat wij met vluchtelingen kunnen delen en over de kracht van literatuur als wapen tegen het populisme. Arnon Grunberg en de Vlaamse dichteres Charlotte Van den Broeck droegen een mooie dialoog voor over identiteit en gastvrijheid. Grunberg had het over zijn laptop als ‘het draagbare vaderland’ en Van den Broeck vond het idee van een vaderland ouderwets maar had het wel over haar Vlaamse grootmoeder ‘in een laag uitgesneden blouse achter de cafétoog’.
Op dag 2 verdwalen groepjes Vlaamse en Nederlandse schrijvers in de immense hallen van de boekenbeurs. Die zijn niet bezig de wereld of hun vaderland te redden, maar maken zich vooral druk over hun eigen agenda. ‘Ik moet over een uur voorlezen in een kerk,’ zegt de een. ‘Ik heb straks een interview op de radio,’ panikeert de ander. ‘Ik heb een diner met mijn Duitse uitgever,’ pocht de derde. ‘Ik ben nog op zoek naar een Duitse uitgeverij,’ bekent de vierde beschaamd. Terwijl de politici ons vertellen dat literatuur van levensbelang is voor de Europese cultuur, de vrijheid van het woord en de wereldvrede, zijn de schrijvers bezig hun brood te verdienen met hun schrijverij. Zij willen dat die meisjes in de U-bahn hun boeken lezen.
Op dag 3 lijken ook de duizenden uitgevers die in Frankfurt de rechten van hun auteurs verhandelen met iets anders bezig. Turkije is ‘hot’, hoor je overal. Alle internationale uitgevers proberen een goede Turkse schrijver op hun lijst te krijgen, en binnen Turkije maakt de boekenverkoop een opleving mee. Dat is vaker zo, als de vrijheid van het woord en de pers onder druk staat: mensen krijgen enorme behoefte te lezen. Waarom? Misschien toch omdat schrijvers iets kunnen toevoegen of duiden aan de werkelijkheid waar we in zitten, en waar we soms niets van begrijpen.